Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Opdat [48]zij erfelijk bezitten het [49]overblijfsel van Edom, en al de heidenen, die [50]naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet. 48. Het geestelijk Israel, mijne kerk, waarvan Christus het hoofd is. 49. Dat is, alle uitverkorenen uit de heidenen, zelfs uit de allervijandelijkste, afgebeeld door Edom, die door de predikatie van het Evangelie en werking van den Heiligen Geest zullen gebracht worden onder de gehoorzaamheid van Christus en tot de gemeenschap zijner kerk. Zie Jes.19:25. 50. Hebr. over welken mijn naam is, of wordt uitgeroepen, of genoemd. Zie deze manier van spreken, Jes.4:1, en Jer.7:10, met de aantekening. De zin is: Welke heidenen Ik tot mijn volk en kinderen zal aannemen, en tot mijn gemeenschap beroepen, waarvan zij blijde belijdenis zullen doen; verg. Jes.44:5; Hos.1:10, en Hos.2:22; Hand.2:39; Rom.9:25, enz.